Als de pachter zijn werkzaamheden in het agrarisch bedrijf gaat afbouwen en in toenemende mate overlaat aan bijvoorbeeld zijn kind of kleinkind, kan de pachter daardoor in de problemen komen met zijn verpachter. Op de pachter rust namelijk de verplichting om de gepachte grond persoonlijk te gebruiken. Hoewel de pachter natuurlijk anderen mag inschakelen bij de exploitatie van zijn bedrijf, dient hij wel de dagelijkse leiding te behouden. Een schending van deze verplichting kan ertoe leiden dat de verpachter de pachtrelatie kan beëindigen. De pachter kan dit voorkomen door een vordering tot indeplaatsstelling of medepacht in te stellen. Hieraan worden wel hoge eisen gesteld, zoals onlangs bleek uit een zaak voor de Pachtkamer.
In die zaak pachtte vader een perceel grond voor zijn akkerbouwbedrijf. Vanwege zijn afnemende gezondheid werd het werk steeds meer overgenomen door zijn zoon. Vader vroeg daarom aan de Pachtkamer zijn zoon als medepachter aan te merken. Deze had geen agrarische opleiding genoten en werkte vier dagen in de week elders. Van jongs af aan hielp hij mee op het bedrijf en hij beschikte over een spuitlicentie.
Tijdens de rechtszitting ondervroeg de Pachtkamer hem over de financiële gezondheid van het bedrijf, kansen en risico’s, de gevolgen van het (Europees) landbouwbeleid en de overname van het bedrijf door hem. Het hof had ook op basis van de overgelegde verklaringen van betrokkenen bij het bedrijf de indruk gekregen dat de zoon vakbekwaam was in de teelten op het land, maar onvoldoende was geschoold in het voeren van een agrarische onderneming. Inzicht in de kansen en risico’s van het bedrijf en de toekomst in relatie tot ontwikkelingen in het landbouwbeleid waren onvoldoende gebleken en een fiscaal/financieel plan voor de overname van het bedrijf ontbrak bijvoorbeeld. Al met al had het hof de indruk gekregen dat de zoon onvoldoende scholing, capaciteiten en ervaring in huis had om de agrarische onderneming te kunnen leiden. Hij bood onvoldoende waarborgen voor een behoorlijke bedrijfsvoering. De vordering tot medepacht werd daarom afgewezen.
De Pachtkamer wees de tegenvordering van de verpachter, namelijk ontbinding van de pachtovereenkomst, wel toe. Omdat vader vanwege zijn gezondheid niet meer in voldoende mate betrokken was bij de exploitatie, schoot hij tekort in het persoonlijk gebruik van het gepachte. Dat was voldoende reden voor ontbinding van de overeenkomst.